De mysterieuze kast

Wat zit er in de kast waarvan het mysterie is verzekerd, daar we zijn sleutel niet vinden?

Ik heb koorts – mijn hoofd is heel warm – zodra we de kamer betreden. Een doodgewone slaapkamer, maar het papier aan de muren doet denken aan dat van Oma’s huisje.

Huisje? Ja, de plek waar we kind mochten zijn. Waar kunnen we nu gaan spoken? In de cafétaria van het zwembad zoeken ze personeel – twee man.

De kast gedijt in een vochtige omgeving, al mocht het iets warmer zijn. Het is niet fijn de ruimte te betreden, want het raam is stuk. Men heeft de glaspartij van buitenaf vernield.

Ik maak een tent; dan kun je samen met me slapen. Zet de televisie uit, pak het speelgoed. Jammer dat we de auto niet kunnen starten; daarvoor zijn we veel te klein.

Gedraag je toch eens; anders zullen de monsters komen en ik bezit niet de kracht om ze te verjagen. Gelukkig heeft men het raam stuk gemaakt (gegooid?). Men heeft het hier koud, maar zuurstof is er genoeg.

De maan staat aan de hemel. Het is tien na negen in de ochtend.